Tien vragen aan... Jim Gilloffo

 

Interviews met gedreven dirigenten van kinder- en jeugdkoren.

BALK wil graag de koorzang door kinderen en jongeren stimuleren en stelt een subsidie beschikbaar voor koren die met een jeugdkoor gaan samenwerken. In de serie Tien vragen aan... vind je interessante interviews met dirigenten van jeugdkoren .


Jim Gilloffo James H. Gilloffo (Jim) begon zijn muziekstudie in 1973 in Illinois en kwam in 1983 naar het Sweelinck Conservatorium in Amster­dam. Als zanger vertolkte hij rollen in grote klassieke werken en musicals. Sinds 1991 ontwikkelt hij koorprogramma's en muziek­theater­lessen voor tieners voor de Muziekschool Amsterdam en de Amsterdamse Jeugd Theater School. Hij introduceerde Show Choir op Amsterdamse scholen en elders in en buiten Nederland door middel van workshops. Hij is medeoprichter van Showchoir Camp Europe en dirigent van het Amsterdams Kinderkoor. Hij is een veelgevraagd jurylid, o.m. bij festivals van BALK. Daarnaast is hij ook verbonden aan de Koorschool Hof van Twente.

 

1. Is het werken met kinderen/jeugd leuker dan met volwassenen?

Werken met volwassenen is even leuk als met kinderen/jeugd, maar het is anders. Een dirigent heeft voor iedere groep andere vakkennis nodig op het gebied van repertoire, stemontwikkeling, psychologie en motivatie.

 

2. Hoe en waar ontdekte je dat?

Door de jaren heb ik veel cursussen en conferenties op allegebieden van de koorzang gevolgd. Tijdschriften en boeken over nieuwe ontwikkelingen en lestechnieken zijn ook belangrijk om een beeld te krijgen van hoe het anders kan. Maar de beste manier om te ontdekken wat voor koor bij je past als dirigent, is te gaan kijken en luisteren naar koren. Wat raakt je aan en wat inspireert je?

 

3. Wat is het grootste verschil tussen werken met kinderen/jeugd en volwassenen?

Repertoire en psychologie. Als koordirigent is ons repertoire ons curriculum. Het is de kapstok waaraan wij stemvorming, presentatie, emotie en ontwikkeling als mens moeten hangen. Repertoire moet uitdagend zijn, maar ook bereikbaar. Een dirigent moet kennis hebben van het verschil tussen volwassen stemmen, puber- en kinderstemmen, en die kennis moet terug te zien zijn in het repertoire.
Een goede dirigent is ook een beetje psycholoog. Hij moet het leerproces bij kinderen en volwassenen begrijpen. Bijvoorbeeld: een volwassene kan cognitieve concepten begrijpen, terwijl kinderen vaak sneller kunnen leren op een kinesthetisch of auditieve of visuele manier. Alles komt neer op motivatie.

 

4. Wat is de grootste denkfout die veel mensen maken t.a.v. kinderen/jeugd?

Mensen categoriseren vaak kinderen/jeugd koren in twee groepen:

1) Ik noem dit de kampvuurliedjesgroep, d.w.z. dat als kinderen vrolijk unisono popliedjes brullen, zijn zowel de dirigent als de ouders tevreden.

2) De tweede groep is wat ik noem de Mattheus Passion groep. Dit zijn de dirigenten die vinden dat klassieke muziek de gouden pot is aan het einde van de regenboog.

Er is veel positiefs te zeggen over beide groepen. Maar de eerste groep mist de muzikale ontwikkeling van het kind, en de tweede leert kinderen dat gehoorzaamheid de voorwaarde is om een koorervaring te hebben.

Er zijn veel meer mogelijkheden voor samenzang dan te vinden zijn in deze twee groepen. Bijvoorbeeld: wat is de rol van improvisatie in een koor? Van kennis van verschillende stijlen en talen? Van individuele bijdragen? In hoeverre is een koor eigendom van de kinderen, of is het alleen eigendom van de dirigent? Dit zijn enkele vragen die dirigenten zich moeten stellen. Misschien is de beste oplossing voor het kor iets waarbij de dirigent zich niet op zijn/haar gemak voelt. De ultieme vraag is: werken wij in het belang van de ontwikkeling van het kind of werken wij vanuit een droomherinnering vanuit onze eigen jeugd? Hierop is geen eenduidig antwoord; ieder koor heeft een andere sociale, educatieve en logistieke achtergrond.

 

5. Willen kinderen uberhaupt nog wil zingen?

Alle kinderen in elke cultuur op de wereld vinden het leuk om te zingen – eigenlijk zou hetzelfde gelden voor volwassenen. Maar zang heeft in elke cultuur ook een andere functie: soms dient het een religieus doel, soms een politiek doel, soms een sociaal doel. Ik heb het niet over muziektherapie; dat is wat anders dan muziek maken, hoewel muziek heel therapeutisch kan zijn. Een feit is; het vermogen om te zingen is aanwezig bij iedere mens. Afhankelijk van de eigen achtergrond en omstandigheden kan het meer of minder ontwikkeld zijn.

 

6. Wordt er nog voldoende gezongen op de scholen?

Dit is natuurlijk een retorische vraag. Maar ik vind het niet voldoende om te zeggen dat zang in school thuis hoort. Net zoals alle onderwijs in wiskunde, scheikunde, talen, enz., moet muziekonderwijs door getrainde vakleerkracht worden gegeven. Dit is zeker niet altijd het geval in basisscholen. Hoe kan muziek als vak serieus genomen worden als er geen eisen worden gesteld aan de opleiding van de docenten?

 

7. Op televisie zien we veel programma’s met zang, vind je dat een goede ontwikkeling?

Ja en nee. De aandacht voor zingen in de media heeft veel mensen aangemoedigd en gestimuleerd – dit is positief – mensen praten over Korenslag en Glee.

Helaas geven de media vaak een verkeerde indruk van wat nodig is om als zanger een bevredigend resultaat te bereiken. Sorry, maar instant succes bestaat niet in echte leven! Het meest belangrijke in koorzang is het proces, en dat is precies wat genegeerd wordt in de media omdat het niet boeiend is voor televisiekijkers. Er is een hilarisch moment in Glee waar bladmuziek voor het eerst wordt uitgedeeld aan een koor. De zangers zingen de eerste paar maten (van blad?) in vijfstemmige harmonie, en daarna gooien ze de bladmuziekweg terwijl zij blijven zingen in een virtuoze choreografie!

Het leerproces bij koorzang bevat veel herhalingen, veel luisteren, en hopelijk een 'Aha Erlebnis'. Dat proces is moeilijk te vatten voor een publiek dat entertainment zoekt.

De ironie is dat deze elementen precies zijn wat koorzang zo boeiend maakt.

 

8. BALK geeft koren subsidie als zij een kinder/jeugdkoor betrekken bij een optreden/concert. Is dat een goed begin?

Eigenlijk begrijp ik de logica niet. Het klinkt als de paard achter de wagen spannen. Is het vanzelfsprekend dat dit motiverend is voor een jeugdkoor? Ik zou het interessanter vinden als BALK een subsidie zou geven aan een jeugdkoor dat volwassenengroep bij een optreden betrekt...

 

9. Wat zou BALK nog meer kunnen doen?

Ik heb geen 1-2-3 antwoord voor BALK klaar.

Het is belangrijk te begrijpen dat jongeren zeer geinteresseerd zijn in wat andere jongeren doen, niet in wat volwassenen doen. Jongeren leren vooral van elkaar en zijn zeer sociaal georiënteerd. Wie de jeugd wil stimuleren te zingen, kan zich het beste richten op de organisatie van jeugdconcoursen, workshops met andere koren en zomerkampen. Wie heeft bijvoorbeeld meegedaan aan het Show Choir Camp, dat een aantal jaren geleden door BALK in Zeeland is georganiseerd? Het was interessant om de enorme belangstelling voor Show Choir tijdens het laatste Europa Cantat Festival in Utrecht te zien.

De grootste kans om succesvolle jeugdgroepen op te zetten, liggen waarschijnlijk in de middelbare scholen. Daar is een sociale omgeving met voorzieningen voor groepsactiviteiten. De grootste uitdaging is te zorgen dat jeugdkoren een hoge sociale status krijgen binnen de scholen.

Dankzij de enorme populariteit van de televisieserie Glee hebben veel jonge mensen de vraag: "waarom bestaat dit niet in onze school?" Ik ben in Twente net met twee Showchoirs begonnen. Zonder deze bekende televisie serie had ik een moeilijker begin gehad, omdat het begrip Showchoir onbekend is in grote delen van Nederland.

 

10. Wat zouden alle koren kunnen doen als zij denken aan kinderen/jeugd?

Hoewel dit nogal voor de hand liggend klinkt, om kinder en jeugdkoren te stimuleren moeten twee dingen gebeuren:

1) Er moet de mogelijkheid voor het koor zelf zijn. D.w.z. de voorzieningen, de organisatie en, meest belangrijk, een geschikte dirigent.

2) Er moeten kinderen zijn die naar het koor gaan! Hiermee bedoel ik dat ouders gestimuleerd moeten worden om hun kinderen in te schrijven en hen te ondersteunen om in een koor te zingen. Als dit overkomt alsof ik vind dat ouders de belangrijkste rol hebben, klopt dat! Wij denken vaak dat als de kinderen het leuk vinden, het koor een succes is en de koorleden toestromen. Maar het zijn niet de kinderen die zich inschrijven; dat doen de ouders. Dus is het logisch dat er evenveel aandacht naar de ouders gaat.

 

 

 

Delen: